Burgerlijke rechtspleging – Verjaring – Korte verjaring – Schoolfactuur

Art. 2 BW voert een korte verjaringstermijn van één jaar in voor sommige rechtsvorderingen, waaronder – volgens de interpretatie van het Hof van Cassatie (Cass. 28 juni 2018, AR nr. C.17.0705.N, RW 2018-19, 1377) – alle vorderingen van scholen tot betaling van schoolrekeningen. Die bepaling wijkt af van art. 2262bis BW, op grond waarvan alle persoonlijke rechtsvorderingen verjaren door verloop van tien jaar. In arrest nr. 199/2019 van 5 december 2019 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat de korte verjaringstermijn van één jaar geen schending inhoudt van de artt. 10 en 11 Gw.. Zij verhindert de betrokken verzoeker niet zijn vordering tijdig in te stellen. Het komt de wetgever toe de meest wenselijke verjaringstermijn in te voeren. Het Hof vermag niet de opportuniteit van die keuze af te keuren wanneer zij geen onevenredige gevolgen heeft.

p 960 | 199/2019 | | Grondwettelijk Hof