Rechtscolleges – Plaatsvervangende rechters en raadsheren – Onpartijdigheid – Beroepsbekwaamheid

De wet van 23 maart 2019 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een betere werking van de rechterlijke orde en van de Hoge Raad voor de Justitie voert strengere regels in voor de werving van de plaatsvervangende rechters en hun functioneren, naar aanleiding van aanbevelingen van de Raad van Europa en de Hoge Raad voor de Justitie. De verzoekende partijen, twee advocaten, voerden aan dat die wet niet ver genoeg gaat. In het arrest nr. 7/2020 van 16 januari 2020 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat de cumulatie van het ambt als plaatsvervangend magistraat en het beroep van een advocaat omringd is met voldoende procedurele waarborgen die elke gerechtvaardigde vrees van partijdigheid uitsluiten. Voorts zijn de benoemingsvoorwaarden voor plaatsvervangende magistraten voldoende streng om een rechtspraak van gelijke kwaliteit te waarborgen. Het Hof verwerpt bijgevolg het beroep tot vernietiging.

p 1319 | 7/2020 | | Grondwettelijk Hof