VZW – Taks tot vergoeding der successierechten – Goederen in het buitenland – Door intercommunale opgerichte VZW – Vrijstelling

In het arrest nr. 10/2020 van 23 januari 2020 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 150, eerste lid W.Succ., vóór de wijziging ervan bij de wet van 2 mei 2002 «betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen», de artt. 10, 11 en 172 Gw. schendt in zoverre het de goederen die een VZW in het buitenland bezit, van de taks tot vergoeding van de successierechten uitsluit. Het Hof oordeelt eveneens dat art/ 149, 3° W.Succ., zoals het van toepassing is in de voor de verwijzende rechter hangende zaken, dezelfde grondwetsartikelen schendt, in zoverre het de VZW die door een intercommunale is opgericht teneinde te voldoen aan haar verplichting om aan haar vastbenoemde personeelsleden en aan hun rechthebbenden een pensioen toe te kennen, niet van de taks tot vergoeding van de successierechten vrijstelt. Het Hof handhaaft gevolgen van art. 150, eerste lid W.Succ., vóór de wijziging ervan bij de voormelde wet van 2 mei 2002.

p 1319 | 10/2020 | | Grondwettelijk Hof