Raad van State – Hakbijlprocedure – Vermoeden van verlies van belang – Toegang tot de rechter

In het arrest nr. 24/2020 van 13 februari 2020 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 21, tweede lid RvS-Wet geen schending inhoudt van art. 13 Gw., gelezen, in samenhang met art. 6, eerste lid 1 EVRM. De regel volgens welke het niet bezorgen van een memorie van wederantwoord binnen de opgelegde termijn de Raad van State ertoe verplicht in beginsel vast te stellen dat het vereiste belang ontbreekt – de zogenaamde hakbijlprocedure – is naar het oordeel van het Hof nog steeds gerechtvaardigd, ondanks de evolutie in de gerechtelijke achterstand bij de Raad van State. In het verleden oordeelde het Hof reeds bij herhaling dat de beperking van het recht van toegang tot de Raad van State ingevolge de voormelde regel niet zonder redelijke verantwoording is (zie bv. het arrest nr. 112/2013 van 31 juli 2013).

p 1320 | 24/2020 | | Grondwettelijk Hof