GAS-boete – Wegverkeer – Gemengde overtreding – Uitstel – Opschorting

In het arrest nr. 56/2020 van 23 april 2020 oordeelt het Grondwettelijk Hof, in navolging van zijn vaste rechtspraak, dat de artt. 3, 3°, en 31, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, in voorkomend geval gelezen in samenhang met art. 29 van dezelfde wet, de artt. 10 en 11 Gw. schenden in zoverre zij de sanctionerend ambtenaar of, in beroep, de politierechtbank niet de mogelijkheid bieden de geldboete waarin zij voorzien, gepaard te laten gaan met uitstel. Zij houden daarentegen geen schending in van dezelfde bepalingen in zoverre zij de sanctionerend ambtenaar of, in beroep, de politierechtbank niet de mogelijkheid bieden een maatregel tot opschorting van de uitspraak te verlenen. Die vaststelling van gedeeltelijke ongrondwettigheid heeft echter niet tot gevolg dat de bepalingen van de wet van 24 juni 2013, in afwachting van een optreden van de wetgever, niet meer zouden kunnen worden toegepast door de sanctionerend ambtenaar of de rechtsinstanties wanneer zij vaststellen dat de overtredingen vaststaan, dat het bedrag van de geldboete niet onevenredig is met de ernst van de overtreding en dat er geen reden zou zijn geweest om uitstel te verlenen indien de wet in die maatregel had voorzien.

p 120 | 56/2020 | | Grondwettelijk Hof