Raad van State – Schadevergoeding tot herstel – Steller van de onwettige bestuurshandeling

In het arrest nr. 68/2019 van 14 mei 2019 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 11bis RvS-Wet geen schending inhoudt van de artt. 10 en 11 Gw. doordat de tegenpartij die de steller is van de onwettige bestuurshandeling als enige kan worden veroordeeld tot de betaling van een schadevergoeding tot herstel, terwijl de tegenpartij die door de Raad van State als zodanig is aangewezen en in het geding is gehouden maar niet de steller is van de onwettige bestuurshandeling niet kan worden veroordeeld tot de betaling van een schadevergoeding tot herstel. De eerstgenoemde overheid beschikt over de mogelijkheid om bij de burgerlijke rechter een aansprakelijkheidsvordering in te stellen tegen de overheid die tijdens de totstandkoming van de handeling geheel of gedeeltelijk heeft bijgedragen tot de onwettigheid ervan.

p 240 | 63/2020 | | Grondwettelijk Hof