Inkomstenbelastingen – Rechtsmiddelen – Voorafgaande uitputting administratief beroep

In het arrest nr. 71/2019 van 14 mei 2019 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat art. 1385undecies, eerste lid Ger.W. en de artt. 366 tot 375 WIB1992 geen schending inhouden van de artt. 10 en 11 Gw., al dan niet in samenhang gelezen met de artt. 6 en 13 EVRM en met art. 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag. Het verplichte voorafgaand administratief beroep is een maatregel die t.a.v. het nagestreefde doel van de wetgever niet onredelijk is, in zoverre die maatregel niet raakt aan de essentie van het recht op toegang tot de rechter. Er is geen sprake van een aantasting van dat recht daar is voorzien in een termijn waarna, bij stilzitten van de administratie, de rechtbank alsnog kan worden geadieerd. Die termijn, die zes maanden bedraagt en wordt verlengd tot negen maanden bij een ambtshalve aanslag, is niet zonder redelijke verantwoording.

p 240 | 71/2020 | | Grondwettelijk Hof